Erfrecht

DE BEGRAFENISEXECUTEUR
Op de voet van artikel 4:142 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan een erflater bij uiterste wilsbeschikking één of meerdere executeurs benoemen. Op grond van lid 2 van datzelfde artikel kan, indien er twee of meer executeurs zijn benoemd, ieder van hen alle werkzaamheden alleen verrichten, tenzij de erflater anders beschikt.
Voorts heeft de executeur, op grond van artikel 4:144 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover de erflater niet anders heeft beschikt, tot taak de goederen der nalatenschap te beheren en de schulden der nalatenschap te voldoen. Hieruit, zowel als uit artikel 4:142 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, volgt dat de erflater kan beschikken verschillende executeurs verschillende taken te geven.
Deze verschillende taken en bevoegdheden maken de verschillende executeurs. De meest voorkomende is de beheers executeur, vroeger de executeur-testamentair geheten , maar we kennen ook de begrafenisexecuteur en de executeur-afwikkelingsbewindvoerder. Populair gezegd gaat het dan om een executeur met respectievelijk één (*), twee (**) of drie (***) sterren, zoals geclassificeerd door Prof. dr. B.M.E.M. (Bernard) Schols.
TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
KOSTEN VAN DE UITVAART
DE BEHEERSEXECUTEUR
TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
DE CONCRETE WERKZAAMHEDEN
Deze lijst is niet uitputtend en niet alles is van toepassing:
- Inventariseren van bezittingen en schulden;
- aanschrijven van bekende schuldeisers;
- eventueel oproepen van overige schuldeisers;
- laten taxeren van de boedel (indien van toepassing);
- opmaken van een boedelbeschrijving (versie erfgenamen & versie erfbelasting);
- opzeggen van lidmaatschappen en verzekeringen;
- doorvoeren van mutaties bij overheidsinstanties en pensioenfondsen;
- aansturen van de uitvaart;
- opzeggen van huur;
- aflossen van de hypotheek;
- schorsen van eventuele voertuigen;
- eventueel verkoop van de woning;
- verrichten van de finale aangifte inkomstenbelasting (F-biljet);
- verrichten van aangifte erfbelasting;
- de afgifte van legaten;
- het uitkeren van de legitieme portie (vordering in geld).
Het voldoen van de schulden der nalatenschap als bedoeld in artikel 4:144 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is op zich erg ruim omschreven. De schulden van de nalatenschap zijn opgesomd en gerangschikt in artikel 4:7 van het Burgerlijk Wetboek. Vergelijk hiertoe de pagina ‘Schulden van de Nalatenschap’. Pand- en hypotheekhouders kunnen hun rechten doen gelden als in geval van faillissement. Ze kunnen de zekerheid dus uitwinnen, onafhankelijk van de overige schulden.
De beheers executeur, vandaar zijn naam, heeft de bevoegdheid tot beheer en het voldoen van schulden. Hij mag zonder medewerking van de erfgenamen geen beschikkingshandelingen verrichten; hij mag dus ook niet verdelen. Bij alle belangrijke beslissingen overlegt hij bovendien met de erfgenamen (de informatieplicht op grond van artikel 4:148 van het Burgerlijk Wetboek), aan wie hij rekening en verantwoording verschuldigd is na afronding van zijn taken op grond van artikel 4:151 van het Burgerlijk Wetboek. Omgekeerd zijn de erfgenamen op grond van artikel 4:145 lid 1 niet bevoegd tot beschikkingshandelingen zolang de (beheers)executeur aan het roer staat. Op grond van lid 2 van dat artikel vertegenwoordigt hij bij de vervulling van zijn taak de erfgenamen in en buiten rechte. Hij heeft het ‘privatief’ (met uitsluiting van anderen) beheer over de nalatenschap.
DE AFWIKKELINGSBEWINDVOERDER
VERSCHIL MET BEHEERSEXECUTEUR
ZELFSTANDIG VERDELEN?
HET BENOEMEN VAN EEN EXECUTEUR
BENOEMINGEN VOOR VERSCHILLENDE EXECUTEURS
BENEFICIAIRE AANVAARDING
HET GEBAANDE PAD VAN DE VEREFFENING
TAKEN VAN DE VEREFFENAAR
De taken van de vereffenaar zijn opgenomen in artikel 4:211 van het Burgerlijk Wetboek. Lid 1 bepaalt dat de vereffenaar tot taak heeft de nalatenschap als een goed vereffenaar te beheren en te vereffenen. Op grond van lid 2 vertegenwoordigt hij bij de vervulling van zijn taak de erfgenamen in en buiten rechte. Met bekwame spoed moet hij een voorlopige boedelbeschrijving maken, die ter inzage wordt neergelegd bij een door hem aan te wijzen boedelnotaris of bij de griffie van de rechtbank. Op grond van artikel 4:211 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek kan de kantonrechter de erfgenaam-vereffenaren (na beneficiaire aanvaarding) van de verplichting de boedelbeschrijving ter inzage te leggen ontheffen. De werkzaamheden van een vereffenaar kunnen zich in algemene zin als volgt laten samenvatten.
Inventariseren bezittingen en schulden;
- voorlopige boedelbeschrijving opmaken en ter inzage neerleggen (art. 4:211 lid 3 BW);
- openlijk oproepen van schuldeisers (art. 4:214 lid 1 BW);
- bekende schuldeisers aanschrijven (art. 4:214 lid 2 BW);
- onverwijlde kennisgeving betwisting vordering (art. 4:214 lid 4 BW);
- ter inzage leggen lijst betwiste en erkende vorderingen (art. 4:214 lid 5 BW);
- te gelde maken goederen ter voldoening van schulden (art. 4:215 lid 1 BW);
- terugvorderen van legaten (art. 4:216 BW);
- afleggen rekening en verantwoording (art. 4:218 BW);
- uitdelingslijst ter kennisneming neerleggen (art. 4:218 BW);
- uitkeren conform uitdelingslijst (art. 4:220 lid 1 BW).
Op grond van artikel 4:221 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek hoeven erfgenaam-vereffenaars, dat wil zeggen, vereffenaars van de ‘lichte’ vereffening na beneficiaire aanvaarding, slechts openlijk schuldeisers op te roepen (artikel 4:214 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek) en een lijst van erkende en betwiste vorderingen neer te leggen (artikel 4:214 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek) alsook rekening en verantwoording af te leggen en een uitdelingslijst neer te leggen (artikel 4:218 van het Burgerlijk Wetboek), indien en voor zover de kantonrechter dit bepaalt.
DOOR DE RECHTBANK BENOEMD TOT VEREFFENAAR
Eerder las u al dat beneficiaire aanvaarding op grond van artikel 4:202 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek leidt tot de verplichting de wettelijke vereffening te voltooien. Men spreekt dan van een ‘lichte’ vereffening, omdat niet alle verplichtingen die een door de rechtbank benoemde vereffenaar heeft ook op de erfgenaam-vereffenaar van toepassing zijn. De erfgenamen kunnen zelf de vereffening voltooien of een professionele derde aanwijzen dit – tegen vergoeding op basis van uurtarief – voor hen te doen. Het type vereffenaar waar het op deze pagina om gaat is de door de rechtbank benoemde vereffenaar; het gaat derhalve om een ‘zware’ vereffening. Er zijn verschillende gronden te bedenken voor benoeming van een vereffenaar, maar in de regel wordt een vereffenaar benoemd als de erfgenamen er onderling niet uitkomen, of bijvoorbeeld op verzoek van een schuldeiser, zij het van de boedel of van een erfgenaam. De vereffening in deze zin is complex en vereist de nodige kennis van het erfrecht enerzijds en het insolventie- en faillissementsrecht anderzijds.
BENOEMING NA BENEFICIAIRE AANVAARDING
BENOEMING ZONDER BENEFICIAIRE AANVAARDING
Op de voet van artikel 4:204 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan ook zonder dat er door één der erven beneficiair is aanvaard door de rechtbank een vereffenaar worden benoemd, zulks op verzoek van:
Een belanghebbende of het openbaar ministerie, wanneer:
- er geen erfgenamen zijn;
- het niet bekend is of er erfgenamen zijn;
- de nalatenschap niet door een executeur wordt beheerd en de bekende erfgenamen haar deels of geheel onbeheerd laten;
- Een schuldeiser van de nalatenschap, wanneer tot een verdeling wordt overgegaan voordat de opeisbare schulden daarvan zijn voldaan of wanneer het gevaar bestaat dat zijn vordering niet of niet geheel zal worden voldaan doordat:
- nalatenschap niet toereikend is;
- deze onbehoorlijk wordt beheerd en afgewikkeld;
- een schuldeiser zich op de boedel gaat verhalen;
Eén of meerdere schuldeisers van een erfgenaam, wanneer hun belang door een gedraging van de erfgenaam of executeurs ernstig wordt geschaad. Op grond van artikel 4:205 van het Burgerlijk Wetboek kan ook een schuldeiser van een erfgenaam die de nalatenschap heeft verworpen en daardoor is benadeeld, de rechter verzoeken om een vereffenaar te benoemen tot voldoening van de schulden.
FORMALITEITEN BIJ BENOEMING
TAKENPAKKET
De taken van de vereffenaar zijn opgenomen in artikel 4:211 van het Burgerlijk Wetboek. Lid 1 bepaalt dat de vereffenaar tot taak heeft de nalatenschap als een goed vereffenaar te beheren en te vereffenen. Op grond van lid 2 vertegenwoordigt hij bij de vervulling van zijn taak de erfgenamen in en buiten rechte. Met bekwame spoed moet hij een voorlopige boedelbeschrijving maken, die ter inzage wordt neergelegd bij een door hem aan te wijzen boedelnotaris of bij de griffie van de rechtbank. De werkzaamheden van een vereffenaar kunnen zich in algemene zin als volgt laten samenvatten.
- Inventariseren bezittingen en schulden (separatisten, preferentie en concurrentie);
- voorlopige boedelbeschrijving opmaken en ter inzage neerleggen (art. 4:211 lid 3 BW);
- openlijk oproepen van schuldeisers (art. 4:214 lid 1 BW);
- bekende schuldeisers aanschrijven (art. 4:214 lid 2 BW);
- onverwijlde kennisgeving betwisting vordering (art. 4:214 lid 4 BW);
- ter inzage leggen lijst betwiste en erkende vorderingen (art. 4:214 lid 5 BW);
- te gelde maken goederen ter voldoening van schulden (art. 4:215 lid 1 BW);
- terugvorderen van legaten (art. 4:216 BW);
- afleggen rekening en verantwoording (art. 4:218 BW);
- uitdelingslijst ter kennisneming neerleggen (art. 4:218 BW);
- uitkeren conform uitdelingslijst (art. 4:220 lid 1
Wettelijke vereffening
WAT IS HET?
Vereffening en executele lijken veel op elkaar. Zeker als er sprake is van een solvente boedel, hoewel de wettelijke vereffening een procedure is, voornamelijk ter bescherming van de rechten van schuldeisers. In beide gevallen is de bestuurder privatief, dus met uitsluiting van anderen, bevoegd. Gedurende de periode dat de vereffenaar of executeur aan het roer staat, zijn erfgenamen onbevoegd om beheers- of beschikkingshandelingen te verrichten. Zoals u heeft kunnen lezen, wordt er wettelijk vereffend na aanvaarding van de nalatenschap onder het voorrecht van boedelbeschrijving – of beneficiaire aanvaarding – door minimaal één van de erfgenamen, zulks op de voet van artikel 4:202 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek. In feite plaveit de vereffening de weg naar de verdeling van de gemeenschap, ter zake waarvan bepalingen zijn opgenomen in onder meer artikel 4:227 e.v. van het Burgerlijk Wetboek. Als de schulden der nalatenschap, te vinden in artikel 4:7 van het Burgerlijk Wetboek, zijn voldaan en alle formaliteiten voltooid, zijn de gezamenlijke erfgenamen, na overdracht van het overschot, bevoegd tot verdeling over te gaan. Indien er een executeur door de erflater is benoemd in het testament, kan deze na beneficiaire aanvaarding toch aanblijven en wordt de verplichting van de wettelijke vereffening opzij gezet, indien de executeur bevoegd is opeisbare schulden te betalen (artikel 4:144 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek) en kan aantonen dat de nalatenschap ruimschoots toereikend is om alle schulden te betalen.
BENOEMING EN DE STAAT
Naast voornoemde ‘lichte’ vereffening kennen we de ‘zware’ vereffening, waarbij op verzoek van een belanghebbende door de rechtbank een vereffenaar wordt benoemd op de voet van artikel 4:203 of 4:204 van het Burgerlijk Wetboek. Niet zelden wordt de vereffenaar benoemd in het licht van onmin tussen de erfgenamen onderling. Deze vereffenaar heeft tot taak het voldoen van de schulden der nalatenschap – net als bij een lichte vereffening – waarna hij de overgebleven goederen ex artikel 4:226 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek overdraagt aan de erfgenamen voor verdeling. Indien de erfgenamen die zich bereid tonen het overschot in ontvangst te nemen, slechts tot een deel van dit overschot gerechtigd zijn, draagt de vereffenaar er ex lid 2 van dit artikel zorg voor dat de nalatenschap eerst wordt verdeeld overeenkomstig artikelen 3:178 en 3:181 van het Burgerlijk Wetboek. Daarna worden de aan de erfgenamen die zich bereid hebben verklaard toekomende erfdelen uitgekeerd en wordt het surplus in bewaring gegeven aan de Staat der Nederlanden. Het surplus kan ex lid 4 van artikel 4:226 van het Burgerlijk Wetboek 20 jaren lang worden opgeëist bij de Staat, waarna het definitief aan de Staat vervalt en de erfgenaam zijn rechten niet langer kan doen gelden. Op grond van lid 3 van artikel 4:226 van het Burgerlijk Wetboek is de Staat bevoegd de hem afgegeven goederen te verkopen.
AANSPRAKELIJKHEID VOOR SCHULDEN
U bent benaderd door een executeur of notaris omdat u door een familielid bent benoemd tot erfgenaam in een testament. Het kan uiteraard ook zijn dat u op grond van de wet erfgenaam bent, maar dan is er mogelijk geen testament en in ieder geval geen executeur. U wilt wel erven, maar wilt niet met uw privévermogen aansprakelijk zijn voor boedelschulden.
Artikel 4:190 van het Burgerlijk Wetboek (afdeling 2, titel 6) e.v. heeft betrekking op de aanvaarding en verwerping van nalatenschappen en van legaten. Er komt u op grond van artikel 4:190 van het Burgerlijk Wetboek een keuzebevoegdheid toe. Het artikel luidt als volgt.
Een erfgenaam kan een nalatenschap aanvaarden of verwerpen. Een aanvaarding kan zuiver geschieden of onder voorrecht van boedelbeschrijving;
De erflater kan de erfgenamen in hun keuze niet beperken. Evenmin kan een erfgenaam dienaangaande vóór het openvallen der nalatenschap een beslissing laten nemen;
De keuze kan alleen onvoorwaardelijk en zonder tijdsbepaling geschieden. Zij kan niet een deel van het erfdeel betreffen. Hetgeen aan een erfgenaam die reeds aanvaard heeft, opkomt door de vervulling van een door de erflater aan een erfstelling toegevoegde voorwaarde kan evenwel nog afzonderlijk aanvaard of verworpen worden;
Een eenmaal gedane keuze is onherroepelijk en werkt terug tot het ogenblik van het openvallen van de nalatenschap. Een aanvaarding of verwerping kan niet op grond van dwaling, noch op grond van benadeling van één of meer schuldeisers worden vernietigd.
Dit zijn de drie opties
De nalatenschap zuiver aanvaarden. U treedt in de rechten en plichten van de erflater naar rato van uw erfdeel en bent, voor zover schulden niet uit de boedel kunnen worden voldaan, met uw gehele privévermogen aansprakelijk voor schulden;
anvaarden onder het voorrecht van boedelbeschrijving of ‘beneficiair aanvaarden’. U bent bij beneficiaire aanvaarding niet met uw privévermogen aansprakelijk voor boedelschulden, maar u moet, op grond van artikel 4:202 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek, wel de procedure van de wettelijke vereffening voltooien. U dient eerst een verklaring van beneficiaire aanvaarding af te leggen ter griffie van de rechtbank in de plaats van overlijden van de erflater; Teeling Erfzaken kan dit tevens voor u doen. Verder moet er een boedelbeschrijving worden opgemaakt, die gedeponeerd kan worden bij een boedelnotaris, bekende schuldeisers moeten worden aangeschreven en de bekende schulden moeten worden voldaan. Desgewenst kunnen wij deze procedure geheel voor u uitvoeren. Bel naar 072-7851328 en 06-19902580 voor meer informatie of mail ons via info@teelingerfzaken.nl
De nalatenschap verwerpen. Geen risico’s, geen lasten, maar ook geen lusten uit de nalatenschap. Denkt u eraan dat op grond van lid 4 van het hierboven uitgeschreven wetsartikel een eenmaal gedane keuze onherroepelijk is. Op grond van artikel 4:192 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek kan de kantonrechter op verzoek van een belanghebbende een termijn stellen voor het doen van een keuze. Laat u deze termijn verlopen, dan wordt u geacht op de voet van artikel 4:192 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek zuiver te hebben aanvaard.
ADDERS ONDER HET GRAS
Pas op welke handelingen u verricht, indien u zich nog niet heeft uitgelaten over de wijze van aanvaarding. Artikel 4:192 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek waarschuwt immers dat ‘een erfgenaam die zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt…’ daardoor de nalatenschap zuiver aanvaardt, ‘… tenzij hij zijn keuze reeds eerder heeft gedaan’.
Het risico dat hierin gelegen is, ziet op de situatie waarin de boedel negatief is – er dus meer schulden dan bezittingen zijn – en u door een zogenoemde ‘handeling van zuivere aanvaarding’ met uw privévermogen aansprakelijk bent voor de schulden die niet uit de boedel kunnen worden betaald. Overigens worden op grond van artikel 4:192 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek erfgenamen die nog geen keuze hebben gedaan, geacht beneficiair te aanvaarden, indien minimaal één van de andere erfgenamen heeft verklaard op die manier te aanvaarden. Eén en ander tenzij deze erfgenamen binnen 3 maanden na nadat zij van de beneficiaire aanvaarding kennis hebben gekregen alsnog zuiver aanvaarden of verwerpen.
TESTAMENTAIR BEWIND
Testamentair bewind is geregeld in afdeling 7 van titel 5 van boek 4 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 4:153 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek luidt: ‘Een erflater kan bij uiterste wilsbeschikking bewind instellen over één of meer door hem nagelaten of vermaakte goederen’. Lid 2 luidt: ‘Tenzij de erflater anders heeft bepaald, treedt het bewind in werking op het tijdstip van zijn overlijden’.
Op de voet van artikel 4:160 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek moet de bewindvoerder zo spoedig mogelijk een beschrijving opmaken van de goederen waarop het bewind betrekking heeft. Hij legt ex artikel 4:161 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek jaarlijks en aan het einde van zijn bewind rekening en verantwoording af. De jaarlijkse beloning van de bewindvoerder wordt, tenzij anders is bepaald, vastgesteld op 1% van de waarde van het onder bewind gestelde vermogen aan het einde van dat jaar, zulks op grond van artikel 4:159 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Een professionele bewindvoerder zal nochtans een uurtarief in rekening willen brengen in plaats van het in artikel 4:159 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek geregelde. Voor zover bij de instelling van het bewind niet anders is bepaald, wordt telkens bij het afleggen van de rekening en verantwoording, onder aftrek van de beloning van de bewindvoerder, uitgekeerd hetgeen het onder bewind gestelde aan netto vruchten heeft opgeleverd. Dit is bepaald in artikel 4:162 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Bij testamentair bewind wordt niet geduid op het meerderjarigenbewind van artikel 1:431 e.v. van het Burgerlijk Wetboek. Dat bewind ziet op onderbewindstelling van een meerderjarige die ‘als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen’. Testamentair bewind heeft alleen betrekking op goederen na het overlijden van de erflater. Dat wil overigens niet zeggen dat het niet voorkomt dat iemand die onder meerderjarigenbewind staat ook te maken krijgt met testamentair bewind. Ook het afwikkelingsbewind (***) is een vorm van testamentair bewind.
GEVOLGEN VAN TESTAMENTAIR BEWIND
De rol van de bewindvoerder in de zin van boek 4 van het Burgerlijk Wetboek is een conserverende. Het vermogen dient in de meeste gevallen intact te blijven (tenzij erop mag worden ingeteerd volgens beschikking in het testament, met inachtneming van de daarop van toepassing verklaarde voorwaarden) en de vruchten uitgekeerd aan de rechthebbende. De uitkering van de vruchten is, zoals eerder genoemd, vastgelegd in artikel 4:162 van het Burgerlijk Wetboek.
Op grond van artikel 4:166 van het Burgerlijk Wetboek komt de rechthebbende, naast de bewindvoerder, de bevoegdheid toe om handelingen te verrichten die dienen tot het ‘gewoon beheer’ van de goederen die hij in gebruik heeft. Daarnaast heeft hij de bevoegdheid tot het verrichten van handelingen die geen uitstel dulden. Voor het overige, zo vervolgt dit artikel, komt het beheer uitsluitend toe aan de bewindvoerder. Andere handelingen kunnen ex artikel 4:167 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts worden verricht met medewerking of toestemming van de bewindvoerder. Dit geldt overigens op grond van artikel 4:169 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek evenzo voor de bewindvoerder. Het gaat dan om beschikkingshandelingen, voor zover daar in het testament niet iets anders geregeld is.
Derde bescherming ten aanzien van het testamentaire bewind is geregeld in artikel 4:168 van het Burgerlijk Wetboek. Verricht de rechthebbende van het onder bewind gestelde een rechtshandeling die de bevoegdheid van de rechthebbende op grond van artikelen 4:166 en 4:167 van het Burgerlijk Wetboek te boven gaat, dan is zo’n rechtshandeling tóch geldig, indien de wederpartij bij de overeenkomst het bewind niet kende en ook niet behoorde te kennen.
EINDE VAN BEWINDVOERDERSCHAP
Het bewindvoerderschap eindigt op grond van artikel 4:164 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek:
bij het einde van het bewind;
door tijdsverloop, indien hij voor een bepaalde tijd was benoemd;
door zijn dood;
in de bij uiterste wil (testament) bepaalde gevallen;
door ontslag verleend door de kantonrechter.
OVER ERFGENAMEN
Artikel 4:1 van het Burgerlijk Wetboek luidt als volgt.
Erfopvolging heeft plaats bij versterf of krachtens uiterste wilsbeschikking;
van de erfopvolging bij versterf kan worden afgeweken bij een uiterste wilsbeschikking die een erfstelling of een onterving inhoudt.
Indien men dus geen testament heeft, stelt de wet vast wie de erfgenamen zijn. Een afstammeling kan alleen worden onterfd door een testament te maken waarin deze afstammeling niet wordt genoemd. Omgekeerd kan men een ieder tot erfgenaam noemen, indien men deze persoon als zodanig benoemt in een testament. De fiscale gevolgen kunnen verschillend zijn.
SAISINE
Uw erfgenamen zijn de personen die, na afwikkeling van uw nalatenschap, onderaan de streep achterblijven met een positief of een negatief saldo; een tegoed of een schuld. Zij treden, met andere woorden, in de rechten en de plichten van de overledene. Dit beginsel wordt in het recht ook wel ‘saisine’ genoemd en is verankerd in artikel 4:182 van het Burgerlijk Wetboek. Let wel, dit zegt op zich niets over eventuele aansprakelijkheid van de erfgenamen met het privévermogen voor schulden van de nalatenschap of de verhaalbaarheid van vorderingen op de erfgenamen. Aansprakelijkheid en verhaalbaarheid kunnen zich beperken tot het vermogen van de overledene. De saisine-regel brengt met zich mee dat de erfgenamen in beginsel slechts gezamenlijk kunnen handelen. Dat kan tot problemen leiden indien één der erven dwarsligt.
ONWAARDIGHEID
Onwaardigheid leidt tot uitsluiting van de erfenis. Volgens artikel 4:3 van het Burgerlijk Wetboek zijn – onder meer – onwaardig om uit een nalatenschap voordeel te genieten:
degene die de overledene heeft omgebracht, heeft getracht hem om te brengen, voorbereidingen daartoe heeft getroffen of eraan heeft deelgenomen;
iemand die de erflater door bedreiging heeft gedwongen of belet een testament te maken;
een persoon die het testament van de overledene heeft verduisterd, vernietigd of vervalst.
Indien iemand rechten te goeder trouw (eerlijk) verkrijgt voordat de onwaardigheid ontstaat, worden deze geëerbiedigd volgens lid 2 van artikel 4:3 van het Burgerlijk Wetboek. Indien degene die onwaardig is of is geworden vergiffenis ontvangt voor de handeling die tot de onwaardigheid leidde, dan is deze persoon niet langer onwaardig en mag hij of zij dus erven, volgens lid 3 van voornoemd artikel. Om te kunnen erven volgens de wet, moet de begunstigde volgens artikel 4:9 van het Burgerlijk Wetboek bestaan op het moment dat de nalatenschap openvalt. Ook de ongeboren vrucht wordt hiertoe – als uitzondering op de regel – gerekend. Het is niet mogelijk om vóórdat een nalatenschap openvalt, al verklaringen omtrent de aanvaarding daarvan af te leggen. Volgens artikel 4:4 van het Burgerlijk Wetboek worden dergelijke verklaring geacht nooit te hebben bestaan (nietigheid). Hetzelfde geldt voor overeenkomsten gesloten om het geheel of een deel van de nalatenschap aan iemand toe te bedelen.
Tot slot is belangrijk om te noemen dat alleen de gezamenlijke erfgenamen bevoegd zijn om beheers handelingen of beschikkingshandelingen te verrichten. Zij kunnen dus niet zonder medewerking van de andere erfgenamen schulden voldoen of overgaan tot verdeling. Kijk ook bij de informatie over executele en vereffening.
WETTELIJK OF TESTAMENTAIR ERFRECHT
U heeft kunnen lezen dat we in essentie twee soorten erfrecht onderscheiden, namelijk het:
testamentaire erfrecht (uiterste willen);
versterferfrecht (volgens de wet).
Erfrecht is primair geregeld in Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek. Titels 1-3 hebben betrekking op het wettelijke erfrecht en Titel 4 op het testamentaire erfrecht. In Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek treft u bepalingen aan over gemeenschappen. Als u niets regelt – waarmee wordt gedoeld op het (laten) opmaken van een testament – dan is het wettelijke erfrecht van kracht. In feite is het dus regelend van aard, want u mag er alleszins van afwijken.
WIE ERFT ER?
Afwikkelen van een nalatenschap zonder testament
Volgens artikel 4:10 van het Burgerlijk Wetboek zijn uw wettelijke erfgenamen:
de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot tezamen met de kinderen;
de ouders tezamen met broers en zussen;
grootouders;
De nummering duidt op onderlinge voorrang. Zolang er iemand in één van de hogere categorieën in leven is en de nalatenschap aanvaardt, erven de personen in de lagere categorieën niet. Daarbij wordt rekening gehouden met plaatsvervulling. De hierna te noemen wettelijke verdeling van artikel 4:13 van het Burgerlijk Wetboek kan spelen, waardoor de echtgenoot of geregistreerd partner alle goederen van de nalatenschap kan verkrijgen.
WAT IS PLAATSVERVULLING?
Het wettelijke erfrecht kent het beginsel van ‘plaatsvervulling’. Plaatsvervulling houdt in, zoals het woord al doet vermoeden, dat er iemand in de plaats kan treden van één van de erfgenamen, bij het vooroverlijden van die erfgenaam.
Op grond van artikel 4:10 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek kunnen afstammelingen van een kind, broer, zus, grootouder of overgrootouder diens plaats innemen, indien de voorouder reeds is overleden als de nalatenschap openvalt. Bloedverwantschap zoals het erfrecht dit opvat, houdt volgens lid 3 van dat artikel in, dat er een ‘familierechtelijke’ relatie bestaat tussen de overledene en de erfgenaam. Deze relatie kan dus ook bestaan door adoptie, waarbij er sowieso geen sprake is van bloedverwantschap in medische zin.
GELDT PLAATSVERVULLING OOK BIJ TESTAMENT?
Het korte antwoord op deze vraag luidt: ‘Nee’. Dat wil zeggen, tenzij u de regels van plaatsvervulling van overeenkomstige toepassing verklaart in het testament. Is dat niet het geval, dan volgt het testament de regels van ‘aanwas’. Het afwikkelen van een nalatenschap met testament gebeurt volgens andere spelregels dan wanneer er geen testament zou zijn geweest.
Artikel 4:48 van het Burgerlijk Wetboek schrijft – sterk vereenvoudigd – voor dat, indien twee of meer personen recht hebben op hetzelfde, voor een deel of geheel en één van hen geen aanspraak kan maken (bijvoorbeeld door overlijden), de anderen gezamenlijk dat deel ontvangen, te verdelen al naar gelang hun eigen erfdelen. Afstammelingen van in uw testament benoemde erfgenamen erven dus niet automatisch wanneer de voorouder is voor overleden!
BESCHERMING VAN DE PARTNER (WETTELIJKE VERDELING)
In 2003 is het erfrecht drastisch gewijzigd. Eén van de grote problemen uit het oude erfrecht, was dat de partner of echtgenoot onvoldoende bescherming genoot. De erfdelen werd direct uitgekeerd aan de kinderen, met tot gevolg dat de in gemeenschap van goederen gehuwde partners soms in grote problemen terechtkwamen. Zij moesten immers de helft van die gemeenschap – laten we zeggen moeders deel – uitkeren aan de kinderen.
Artikel 4:13 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat, indien de echtgenoot of geregistreerd partner en de kinderen de erfgenamen zijn (dit is op grond van de wet het geval, voor zover hiervan bij testament niet wordt afgeweken), het vruchtgebruik van de erfdelen van de kinderen naar de partner gaat en dat deze pas opeisbaar zijn direct na diens overlijden.
Op grond van artikel 4:19 van het Burgerlijk Wetboek kunnen de kinderen ook hun rechten doen gelden bij hertrouwen van de langstlevende ouder; dit zijn de zogenoemde wilsrechten.
FIDEÏ-COMMIS OF TWEETRAPSMAKING
Een tweetrapsmaking, ook wel een making ‘over de hand’ genoemd, is een making onder de ontbindende voorwaarde van overlijden voor de bezwaarde en daarbij aansluitende opschortende voorwaarde voor de verwachter. Makingen onder voorwaarde zijn gecodificeerd in artikel 4:45 lid 2 BW. Bij een tweetrapsmaking wordt door de testateur (de erflater die een testament heeft) meerdere malen over zijn nagelaten goederen beschikt in die zin, dat het recht van de eerstgeroepen erfgenaam uiterlijk bij diens overlijden eindigt en dat daarna anderen als erfgenaam opkomen indien zij dan nog in leven zijn. De gesubstitueerde erfgenaam (degene die de andere opvolgt) wordt ná de bezwaarde tot de nalatenschap geroepen en niet ‘in plaats van’ de bezwaarde.
Indien een bewaarplicht is opgelegd, wordt wel gesproken van een ‘gewone’ tweetrapsmaking, daar waar men spreekt van een tweetrapsmaking met vervreemdings- en verteringsbevoegdheid indien de bezwaarde de bevoegdheid heeft gekregen om te verkopen en in te teren op het vermogen.
Schulden der nalatenschap
BOEDEL
Een nalatenschap kan positief, negatief of van nul en generlei waarde zijn. Overstijgen de schulden de bezittingen? Dan spreekt men van een negatieve boedel. Vice versa natuurlijk van een positieve boedel en als de schulden met de bezittingen worden vereffend en er niets overblijft is de nalatenschap, althans voor de erfgenamen, emotionele waarde daargelaten, van nul en generlei waarde.
Op grond van artikel 4:7 van het Burgerlijk Wetboek zijn de schulden van de nalatenschap de volgende, die vereenvoudigd zijn samengevat.
de schulden die niet met de dood tenietgaan;
uitvaartkosten;
kosten van vereffening van de nalatenschap;
kosten gemoeid zijnde met executele;
erfbelasting;
wettelijke rechten als bedoeld in afdeling 2 van titel 3;
schulden ter zake van legitieme porties;
schulden in verband met legaten;
schulden uit giften en andere handelingen gelijkgesteld met legaten.
Volgens lid 2 van artikel 7 voornoemd, komen achtereenvolgens voor voldoening in aanmerking:
schulden 1 t/m 5;
schulden in verband met 6;
schulden in verband met 7, tenzij 6 ontbreekt; dan eerst 1 t/m 3, gevolgd door 4, 5 en 7
WIE WIKKELT ER AF?
Als er geen executeur, afwikkelingsbewindvoerder of vereffenaar aan het roer staat, komt de afwikkeling van de nalatenschap voor rekening van de gezamenlijke erfgenamen. Ik benadruk het woord ‘gezamenlijk’, omdat zij individueel, zonder medewerking van de andere erfgenamen, in principe geen handelingen van beheer of beschikking mogen verrichten. Er mag dus in beginsel niet zelfstandig worden overgegaan tot het voldoen van de schulden of tot verdeling van de boedel. Dat vraagt om nuancering…
Op de voet van artikel 3:170 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek mogen ‘handelingen dienende tot gewoon onderhoud of tot behoud van een gemeenschappelijk goed, en in het algemeen handelingen die geen uitstel kunnen lijden..’ door ieder van de erfgenamen zo nodig zelfstandig worden verricht. Lid 2 vervolgt met ‘voor het overige geschiedt het beheer door de deelgenoten tezamen, tenzij een regeling anders bepaalt…’. In de praktijk wordt er vaak een volmacht ten gunste van één van hen opgesteld, zodat hij of zij de anderen mag vertegenwoordigen bij de afwikkeling.
VOORZICHTIGHEID GEBODEN
Wees in verband met eventuele aansprakelijkheid voor schulden van de nalatenschap met het privévermogen voorzichtig met het verrichten van (beheers)handelingen vóórdat u zich over de wijze van aanvaarding heeft uitgesproken. In artikel 4:192 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek staat dat een erfgenaam die zich ‘ondubbelzinnig en zonder voorbehoud’ gedraagt als een erfgenaam die zijn erfdeel ‘zuiver aanvaardt’, het erfdeel daarmee zuiver heeft aanvaard. Hij moet zich ‘als heer en meester’ over de nalatenschap gedragen. Wend u bij twijfel tot een in het erfrecht gespecialiseerde rechtsbeoefenaar.
WAT IS EEN LEGAAT?
Artikel 4:117 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek omschrijft een legaat als volgt. ‘Een legaat is een uiterste wilsbeschikking waarin de erflater aan één of meer personen een vorderingsrecht toekent.’
In feite zijn het ‘erfstellingen’ voor diensten en specifieke goederen, waaronder begrepen geld. Artikel 3:1 van het Burgerlijk Wetboek definieert goederen als ‘alle zaken en vermogensrechten’. Zaken kunnen volgens artikel 2 het beste worden omschreven als ‘de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten’. Zo… Nu is het zonneklaar, nietwaar?
Ik neem aan dat uw antwoord ontkennend luidt. Praktisch komt het hierop neer… U kunt in uw testament iemand een specifiek goed, dienst of een specifieke geldsom toebedelen, zonder dat de ontvanger in de rechten en plichten van u als erflater treedt (geen opvolging onder algemene titel). Deze ontvanger is dus als zodanig geen erfgenaam, maar erft als legataris van u wel dat specifieke goed. Hij verkrijgt derhalve wat men noemt ‘onder bijzondere titel’.
HOE VERSTREKT U EEN LEGAAT?
Dit kunt u doen in een testament of een codicil. Indien u een legaat verstrekt middels een codicil, dan dient het codicil handgeschreven te zijn en te zijn voorzien van dagtekening en handtekening. Indien het aan één van deze ingrediënten ontbreekt, wordt ‘t geen mooie appeltaart. Met andere woorden, dan heeft het codicil geen rechtsgevolg.
Er zijn beperkingen als u gebruik wilt maken van een codicil. Het mag niet gaan om geld en er mogen geen goederen met een grote waarde worden gelegateerd via een codicil. Indien één van beide situaties op u van toepassing is, moet u het legaat laten vastleggen in een testament. Daarin kunt u namelijk al uw uiterste wilsbeschikkingen vastleggen.
Een legaat wordt als schuld van de nalatenschap als allerlaatste voldaan; slechts indien alle overige schulden van de nalatenschap daaruit ten volle kunnen worden voldaan. Dit schrijft artikel 4:120 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek voor. De legataris wordt om die reden ook wel een postconcurrente schuldeiser genoemd.
HOE AANVAARDT MEN EEN LEGAAT?
Op de voet van artikel 4:201 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt een legaat ‘…verkregen zonder dat een aanvaarding nodig is, behoudens de bevoegdheid van de legataris om het legaat te verwerpen zolang hij het niet aanvaard heeft’. Men verkrijgt dus een legaat zolang men het niet verwerpt. Dit kan in de praktijk tot problemen leiden; om die reden is het goed kennis te nemen van lid 2 van datzelfde artikel, dat toelicht dat op verzoek van een belanghebbende aan de legataris een termijn kan worden gesteld, waarbinnen deze moet verklaren of hij al dan niet verwerpt.
Bij het verstrijken van deze termijn zonder verklaring, verliest de legataris de bevoegdheid om te verwerpen. Alsdan zal hij dus hebben aanvaard. Lid 3 schrijft voor dat de verwerping van een legaat op ondubbelzinnige wijze moet geschieden, maar in beginsel vormvrij is. Het mag dus zowel mondeling als schriftelijk gebeuren.
HET KINDSDEEL
U heeft er vast weleens iets over gehoord; het kindsdeel. Maar wat is een kindsdeel nu precies?
Onder het kindsdeel verstaan we het deel dat een kind zou toekomen, wanneer het van zijn of haar ouder erft, zonder dat er sprake is van een testament. Eigenlijk is het dus het ‘gewone erfdeel’. Heeft een kind altijd recht op een kindsdeel? Nee, dat is geenszins het geval. Een kind kan namelijk worden onterfd.
BEREKENEN KINDSDEEL
Voor de berekening van een kindsdeel vallen we terug op artikel 4:10 van het Burgerlijk Wetboek, het zogenoemde ‘parentele stelsel’. We pakken het artikel er nog een keer bij. Lid 1 van het artikel luidt als volgt.
‘De wet roept tot een nalatenschap als erfgenamen uit eigen hoofde achtereenvolgens:
de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot van de erflater tezamen met diens kinderen.’
We stoppen bij ‘sub a’, want de rest van het artikel heeft geen betrekking op de kinderen. Artikel 4:11 lid van het Burgerlijk Wetboek voegt toe dat ‘… degenen die tezamen uit eigen hoofde tot een nalatenschap worden geroepen…’ voor gelijke delen erven. De ‘niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot’ – aan wie overigens de geregistreerde partner is gelijkgesteld – en de kinderen van de erflater ontvangen dus gelijke erfdelen. So far so good…
WETTELIJKE VERDELING EN OPEISBAARHEID
Er was geen testament, dus artikel 4:13 van het Burgerlijk Wetboek is in beginsel van toepassing. Dit artikel ziet op de wettelijke verdeling, een constructie die is bedacht om de positie van de partner te beschermen (ten opzichte van het oude erfrecht, dat dateert van vóór 2003). Op grond van lid 2 van dit artikel verkrijgt de echtgenoot ‘… van rechtswege de goederen van de nalatenschap’.
Lid 3 voegt daaraan toe dat ieder van de kinderen ‘… als erfgenaam van rechtswege een geldvordering…’ verkrijgt ‘… ten laste van de echtgenoot, overeenkomend met de waarde van zijn erfdeel. Deze vordering is opeisbaar…’ in de volgende situaties (vereenvoudigd weergegeven).
De echtgenoot is failliet of op hem is de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) van toepassing;
de echtgenoot is overleden;
in door erflater bij testament vastgelegde situaties.
HEEFT HET KIND NU RECHT OP HET KINDSDEEL?
In deze situatie heeft het kind weliswaar recht op een kindsdeel, maar is dit niet opeisbaar doordat de wettelijke verdeling van artikel 4:13 van het Burgerlijk Wetboek speelt. Het kind kan er alleen in de voormelde situaties over beschikken. Het staat de echtgenoot echter vrij de wettelijke verdeling, binnen 3 maanden na het openvallen van de nalatenschap, ongedaan te maken. Hier zullen we verder niet op ingaan, maar deze mogelijkheid is neergelegd in artikel 4:18 van het Burgerlijk Wetboek.
GEEN KINDSDEEL, MAAR LEGITIEME PORTIE
Het kan voorkomen dat een kind in het geheel geen recht heeft op zijn of haar kindsdeel. Deze situatie noemen we ook wel ‘onterving’. U kunt alleen een legitimaris (kind) onterven in een testament en dat doet u door het kind daarin niet te noemen. Het kind is daarmee de facto onterfd. Dit neemt evenwel niet weg dat het kind zijn of haar recht behoudt op de zogenoemde legitieme portie. De wetgever heeft de legitimaris willen beschermen door bepalingen rondom de legitieme portie, het deel waar het kind altijd recht op heeft op te nemen in boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
Afdeling 3 van Titel 4 in boek 4 van het Burgerlijk Wetboek gaat over de legitieme portie, te beginnen bij artikel 63 van dat boek. Lid 1 van laatstgemeld artikel geeft van de legitieme portie de volgende definitie.
‘De legitieme portie van een legitimaris is het gedeelte van de waarde van het vermogen van de erflater, waarop de legitimaris in weerwil van giften en uiterste wilsbeschikkingen van de erflater aanspraak kan maken.’
Prachtig omschreven, nietwaar? ‘In weerwil van giften en uiterste wilsbeschikkingen’. Oftewel ondanks gedane giften en hoe de erflater ook in zijn testament over zijn nalatenschap heeft beschikt. Het kind komt de legitieme portie dus altijd toe. In de artikelen 4:65-76 van het Burgerlijk Wetboek wordt nader bepaald hoe de hoogte van de legitieme portie dient te worden vastgesteld. Het sleutelbegrip hierbij is de ‘legitimaire massa’. Dit laten we hier echter buiten beschouwing.
ADDERS ONDER HET GRAS
Op grond van artikel 4:81 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is de vordering ter zake van de legitieme portie niet eerder opeisbaar dan na 6 maanden na het overlijden van de erflater. Indien er sprake is van de wettelijke verdeling van artikel 4:13 van het Burgerlijk Wetboek, is de legitieme portie op grond van lid 2 van eerst gemeld artikel – net als bij een kindsdeel – pas opeisbaar bij het overlijden van de echtgenoot of indien zich één van de andere situaties zoals gemeld voordoet.
Een overledene die een testament heeft laten opmaken, kan bovendien op grond van artikel 4:82 van het Burgerlijk Wetboek bepalen dat de legitieme portie pas opeisbaar is bij overlijden van de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot of de geregistreerde partner. Afhankelijk van de leeftijd en gezondheid van die partner, kan dat knap lang duren… !
De erfgenamen van uw ascendent (voorouder) hebben bovendien geen verplichting u te informeren over diens overlijden, net als de executeur, afwikkelingsbewindvoerder en de vereffenaar. U moet dit dus zelf in de gaten houden. Als kers op de taart maken we melding van artikel 4:85 van het Burgerlijk Wetboek, waarin is verwoord dat ‘de mogelijkheid om aanspraak te maken op de legitieme portie vervalt, indien de legitimaris niet binnen een hem door een belanghebbende gestelde redelijke termijn, en uiterlijk vijf jaren na het overlijden van de erflater, heeft verklaard dat hij zijn legitieme portie wenst te ontvangen’.
DE VERDELING VAN DE NALATENSCHAP
Als de schulden van de nalatenschap zijn voldaan, door de erfgenamen zelf (al dan niet na beneficiaire aanvaarding), door een executeur of door een door de rechtbank benoemde vereffenaar, blijft er een positief of negatief saldo over ter verdeling. In feite is de nalatenschap een gemeenschap in de zin van artikel 3:166 van het Burgerlijk Wetboek.
Verdeling kan volgens afdeling 1 titel 7 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek worden samengevat ‘iedere rechtshandeling waaraan alle deelgenoten meewerken en krachtens welke een of meer van hen een of meer tot de gemeenschap behorende goederen met uitsluiting van de overige deelgenoten verkrijgen. Verdelen is dus een handeling die de erven gezamenlijk dienen te verrichten. Kunnen de deelgenoten over de verdeling geen overeenstemming bereiken, dan kan op grond van artikel 3:178 jo. 3:185 van het Burgerlijk Wetboek aan de rechter worden gevraagd de wijze van verdeling vast te stellen of de verdeling zelf vast te stellen.
Werken deelgenoten niet mee aan de verdeling nadat deze bij rechterlijke uitspraak is bevolen, dan kan de rechter op verzoek van de ‘meest gerede’ partij een ‘onzijdig persoon’ benoemen die hen bij de verdeling vertegenwoordigt en daarbij hun belangen naar eigen beste inzicht behartigt.
VORMEN VAN VERDELING
Een verdeling kan plaatsvinden op de wijze en in de vorm die partijen goeddunkt. In de praktijk komen de volgende wijzen van verdeling het meeste voor; zie ook artikel 3:185 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat de wijzen van verdeling waaruit de rechter de keuze heeft voorschrijft.
Toedeling van een gedeelte van het goed aan ieder der deelgenoten;
overbedeling van één of meer deelgenoten tegen vergoeding van de overwaarde;
verdeling van de netto-opbrengst van het goed nadat het is verkocht.
Kantoortijden
- Maandag t/m vrijdag van 9.00 uur - 17.00 uur
U kan een afspraak maken bij mij op kantoor of ik kan langskomen bij u thuis.
Neem gerust contact met ons op
Wij maken graag kosteloos en vrijblijvend kennis met u
072 – 78 51 328
06 – 19 90 25 80